top of page

Hoog // Diep: Metropolitaan Over-Betuwe

Macht en onmacht in het middengebied


Tekst: Mieke Dings

Foto's: Mieke Dings en William Moore Fotografie

Zo’n dertig jaar geleden gebeurde het: de Over-Betuwe werd officieel onderdeel van het stedelijk netwerk Arnhem Nijmegen. Sindsdien is deze streek in rap tempo bebouwd en deze ontwikkeling is nog niet ten einde. Verrommeling en verdozing liggen op de loer. Gaat de onlangs opgestane Groene Metropoolregio het verschil maken? In navolging van de eerder door ACN en CASA georganiseerde vierdaagse, trok Hoog // diep het metropolitane middengebied in op zoek naar successen, mislukkingen en kansen. Het was even schrikken toen het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB) afgelopen zomer Nijmegen en Arnhem als één aan elkaar gegroeide stad presenteerde. Het instituut achtte de gronden ten oosten en zuidoosten van Elst – waar net met veel pijn en moeite het grootse Park Lingezegen verrezen was – uitermate geschikt voor de bouw van zo’n 40.000 broodnodige woningen. Daags na bekendmaking van dit advies buitelden de wethouders ruimtelijke ordening in de Gelderlander over elkaar heen. Van het nog vriendelijke “Ik ga ervan uit dat het een vergissing was” van de Nijmeegse Noël Vergunst tot het rigoureuze “over mijn lijk” van de Overbetuwse Wijnte Hol. De boodschap was duidelijk: Park Lingezegen bleef Park Lingezegen, dat juist als buffer tussen Arnhem en Nijmegen bedoeld was. “Misschien moeten ze dit gebied eens zelf komen bezoeken”, schamperde Vergunst nog. Het advies tot grootschalige uitbreiding kwam inderdaad nogal uit de lucht vallen en de projectie over Lingezegen was op z’n zachtst gezegd onhandig. Tegelijkertijd schetste het advies ook weer niet zo’n onvoorstelbaar scenario. Sterker nog: menig inwoner van ‘het middengebied’, zoals de Over-Betuwe inmiddels steevast wordt aangeduid, zal een déjà-vu moment beleefd hebben. Het was immers niet de eerste keer dat er zulke plannen voorbij kwamen, zie onder andere dit oude blog van de Gelderlander. Bovendien is het middengebied de laatste decennia al in rap tempo verstedelijkt en kan iedereen op zijn vingers natellen dat die ontwikkeling voorlopig nog niet ten einde is, al was het maar omdat de groeiende steden door beschermde natuurgebieden weinig andere kanten op kunnen.

Bebouwing in Over-Betuwe | Foto's 1, 3 en 4 door Mieke Dings, foto 2 door William Moore Fotografie


Die verstedelijking kwam relatief laat op gang, maar ging toen ook hard. Sinds de jaren tachtig is het bebouwd oppervlak van de Betuwe verdubbeld! Waar de Over-Betuwe op oude kaarten nog een behoorlijk leeg land met kleine dorpen is, zorgde de aanleg van de A50 en A15 voor een eerste golf. In iedere gemeente doken toen bedrijventerreinen, vakantieparken en nog meer kassencomplexen op. Het her en der al moeizaam leesbare landschap verrommelde. De verdubbelaar ging echter pas echt aan toen de rijksoverheid de streek eind jaren tachtig, begin jaren negentig met de Vierde (1988) en VINEX Nota (1991) definitief uit de Betuwse klei trok en het tot middelpunt van het veelbelovende Knooppunt Arnhem Nijmegen (KAN) maakte.


Derde mainport van het land

Waar de steden toen al ietwat verbaasd wakker schrokken van de economische potentie die ze toebedeeld kregen, deden de zes kleine Over-Betuwse gemeenten (Valburg, Elst, Heteren, Bemmel, Gendt en Huissen) dat des te meer. De A15 had net dorpen van elkaar gescheiden en nu zou de bedachte Betuweroute deze scheiding nog groter maken. Bovendien stond Nijmegen steeds aan de deur te kloppen om gronden op te kopen voor de Waalsprong en begon het KAN onder leiding van de provincie haar nieuwe economische hart te onderzoeken. De gemeenten voelden zich bedreigd en besloten in verzet te gaan.


"Je zit met een grote broer te spelen en je moet uitkijken dat je je hand niet overspeelt, want dan wordt de gemeentegrens op een dag bij wet gecorrigeerd."


Terugkijkend zei de Valburgse ambtenaar Pieter Perry hierover in 1996 in Intermediair: “Het begon allemaal met de Betuwelijn [red: Betuweroute]. We bundelden met een aantal betrokken gemeenten onze krachten tegen allerlei regionale ontwikkelingen en we dachten: als we maar lang genoeg volhouden, dan kunnen we al die bedreigingen wel tegenhouden. Maar het was vechten tegen de bierkaai”. Ook de Waalsprong konden ze niet tegenhouden. Perry: “Je zit met een grote broer te spelen en je moet uitkijken dat je je hand niet overspeelt, want dan wordt de gemeentegrens op een dag bij wet gecorrigeerd (…). Als dat gebeurt word je er zelf helemaal niets wijzer van.”En dus kozen de gemeenten een andere strategie: “we werken mee, dan hebben we tenminste nog iets te vertellen”.

Park 15 en masterplan Multimodaal Transport Centrum (MTC) | Foto's door Mieke Dings Ze kregen het meteen voor de kiezen toen het KAN datzelfde jaar het Multimodaal Transport Centrum of MTC presenteerde. Plan was om op een terrein van zo’n vijfhonderd hectare tussen Oosterhout, Slijk-Ewijk, Valburg en Elst een binnenhaven met containerterminal aan te leggen, waar jaarlijks zo’n één miljoen containers op water, spoor of weg overgezet zouden kunnen worden. Een brug over de Waal zou de A73 met de A15 verbinden. Dit megalomane project – ook wel de ‘Tweede Maasvlakte’ genoemd – had na Schiphol en de Rotterdamse haven de derde mainport van het land en dé trots van het KAN moeten worden. De gemeenten Valburg en Elst werkten keurig mee, totdat bewoners en milieuorganisaties zich dusdanig roerden, dat ze – inmiddels met Heteren verenigd tot gemeente Overbetuwe – toch maar afhaakten. Nadat Nijmegen dit voorbeeld volgde én de Raad van State de provincie terug naar de tekentafel stuurde, belandde het plan in de prullenmand, om er later in de vorm van losse snippers weer uit te komen. Eén daarvan is het inmiddels rijkelijk gevulde bedrijventerrein Park 15.


Hét succesproject

Terwijl het MTC tot hoofdpijndossier van de regionale samenwerking uitgroeide, werd midden in de Over-Betuwe de basis voor het tot nu toe grootste succesproject gelegd: het 1700 hectare grote Park Lingezegen, ook wel Groene Hart of Central Park genoemd. Dit was het zoet na het zuur: het grootste deel ervan was compensatie voor de verstedelijking die de Over-Betuwe met de vele VINEX wijken (Waalsprong, Schuytgraaf, Rijkerswoerd, Westeraam, Looveld) over zich heen kreeg en diende als buffer voor verdere verstedelijking en als recreatieruimte. Idee was een Landschapspark waarin het landschap, in de woorden van ontwerpster Berdie Olthof, “volledig samen[valt] met zichzelf”. Het ontwerp zou de van nature aanwezige verschillen tussen de hogere oeverwallen en nattere komgronden hooguit verder versterken.


“Het Park heeft een rare vorm. Die vloeit voort uit wat er na alle woonwijken, kassen en bedrijventerreinen overbleef. Het is daarmee echt letterlijk de contramal van de verstedelijking.”


Hoewel de eerste afspraken er al in 1993 lagen, duurde het tot 2008 voordat er onder leiding van de provincie schot in de zaak kwam. Het Landschapspark kreeg de status van rijksbufferzone en er volgden afspraken over planologische verankering, beheer en financiering. Uiteindelijk betaalden alle vier de in het gebied aanwezige gemeenten – dus ook het aanvankelijk tegenstribbelende Nijmegen – mee. Volgens landschapsarchitect Abe Veenstra, die het ontwerp voor één van de deelgebieden maakte, kwamen de afspraken net op tijd: “De rijksoverheid begon zich steeds meer terug te trekken uit het ruimtelijk domein en bezuinigingen kondigden zich al aan. Het is de vraag of dit vijf jaar later nog gelukt zou zijn.” Qua vorm zou het er dan misschien ook weer anders hebben uitgezien. Veenstra: “Het Park heeft een rare vorm. Die vloeit voort uit wat er na alle woonwijken, kassen en bedrijventerreinen overbleef. Het is daarmee echt letterlijk de contramal van de verstedelijking.”

Park Lingezegen als buffer voor verstedelijking | Foto's door Mieke Dings

Verschillende omwonenden waren aanvankelijk sceptisch, maar velen zijn inmiddels ‘om’. Voormalig directeur van Park Lingezegen, Jan Willem Kamerman, zei hier in Landwerk eerder over: “Het is een gebied met traag DNA. Mensen hier willen niet makkelijk veranderen. Ze doen liever voorzichtig aan. Ze vragen zich eerst af: wat is dit? Kan ik er wat mee?” Joost Bruckwilder, beleidsmedewerker ruimtelijke ontwikkeling bij gemeente Lingewaard, herkent dit wel: “Wij kregen vaak de vraag waarom we zoveel geld uitgaven aan een Landschapspark terwijl het nu toch ook prima was. Plannen doen vaak nog geen pijn. Veel mensen realiseren zich pas wat die plannen inhouden als de nieuwkomers voor hun deur de hond uitlaten, langs hun raam rennen of over hun erf wandelen. Dat doen ze nu in het Park.” Het Park is echter meer dan recreatiegebied. Zo zijn er onder andere de Doornik Natuurakkers, waar Lingezegen voorvechter Louis Dolmans met oog voor de natuur oude graanrassen teelt.


"Met de ‘ja mits’ houding die er nu heerst, krijg je wat je nu hebt: blijvend geharrewar over compenserende maatregelen, fietstunnels en landschappelijke camouflage-praktijken.”


Gezocht: Riek Bakker

Het optimisme dat inmiddels rond Lingezegen hangt, is in het buurtschap Reeth momenteel ver te zoeken. Hier, pal naast de Betuweroute, kwam sinds 2002 om de zoveel jaar een snipper van het MTC plan naar boven. Dit had alles te maken met de extra sporen die hier van meet af aan waren aangelegd om hier een Container Uitwissel Punt (CUP) te realiseren. Een paar jaar geleden uitte de – eerder ook wel ‘drammerig’ genoemde – provincie de wens om dit punt daadwerkelijk te gaan gebruiken én er een railterminal bij aan te leggen. Buurtvereniging Leefbaar Reeth had er genoeg van om steeds nieuwe plannen voorbij te zien komen en besloot in gesprek te gaan. Secretaris Koos Nijssen: “Die terminal kwam steeds terug. Tegelijkertijd werd er gesproken over de bereikbaarheid van Park 15, de verbreding van de A15, windmolens en zonneparken langs de A15 en wij dachten: laat er nu dan ook een toekomstbestendige, integrale visie komen. Dan weten wij tenminste ook waar we aan toe zijn. Uiteindelijk kwam er geen visie, alleen een landschapsplan voor inpassing van de railterminal. Te karig.”

Zone tussen Betuweroute en A15 en plattegrond gebiedsmaatregelen Knoop 38 | Foto's door Mieke Dings Landschapsarchitect en voormalig ruimtelijk adviseur voor de Provincie Gelderland Marc Nolden denkt er hetzelfde over: “Er komen hier veel opgaven samen en de belangen zijn groot. Het is een economische corridor, waarin de Rotterdamse Haven en het Duitse Ruhrgebied hoofdzakelijk aan de knoppen draaien. Je moet als gebied opgewassen zijn tegen deze krachten; er is een sterke regionale visie én een pleitbezorger nodig. Zonder een krachtige gebiedsregisseur – à la Riek Bakker – delf je als kleine gemeente, en uiteindelijk ook als provincie, al gauw het onderspit. Met de ‘ja mits’ houding die er nu heerst, krijg je wat je nu hebt: blijvend geharrewar over compenserende maatregelen, fietstunnels en landschappelijke camouflage-praktijken. Het laadvermogen van het gebied is nu wel bereikt.” Opmerkelijk is dat de provincie zo’n anderhalf jaar geleden de regie over de terminal overnam. Niet omdat ze een ander plan wilden maken, maar wel omdat de gemeente volgens de provincie de belangen van de aanwonenden te sterk behartigde. Zowel Nijssen als de gemeente tekenden het afgelopen jaar beroep aan tegen het inpassingsplan.


Waar zij vooral zorgen hebben over de verkeersveiligheid, licht- en geluidsoverlast, heeft Nolden ook wat de landschappelijke inpassing betreft bedenkingen. Hij deed onderzoek naar de staat van het landschap rond de A15 en de Betuweroute en de huidige plannen hiervoor: “Net als in het plan voor de zuidkant van de A15 [Landschapsplan de Danenberg, MD] zijn hier fijnmazige landschapselementen ingetekend. Die passen op zich bij het gebied, maar staan volledig op zichzelf en maken het contrast met het grootschalige landschap eromheen alleen maar groter. Terwijl er in die zone nog voldoende aanknopingspunten zitten om de landschappen, met ingrepen en structuren van formaat, te laten spreken en op elkaar aan te sluiten.” Om te laten zien dat het ook anders kan, verwijst Nolden naar de Nederbetuwe. “Daar verrijst in diezelfde zone tussen Betuweroute en A15 nu de langste boomgaard van Europa. Daar wordt het rivierenlandschap voorop gezet; de bodem, de fruitteelt en de ecologie krijgen de ruimte. Het is niet langer een stortplaats voor logistiek en bedrijvigheid. Niet dat je hier in Overbetuwe hetzelfde moet doen. Maar het geeft aan wat het belang van een regionale visie is. Je kunt hier zo veel méér doen met het landschap, dan nu bedacht is”.


Goede hoop?

Wat visie en regie betreft komt de intensievere samenwerking van 18 gemeenten in de Groene Metropoolregio misschien wel als geroepen. Zeker als een nieuw kabinet de recente adviezen van de Raad van de Leefomgeving en Infrastructuur – samengevat in de rapporttitel Geef richting, maak ruimte – daar ook nog eens bij overneemt. Tot nu toe heeft het Overbetuwe en Lingewaard al tot het opstellen van een gezamenlijke Strategische agenda middengebied aangezet. Dit vooral omdat ze inmiddels ervaren hebben dat het verstandiger is om niet af te wachten maar zelf alvast hun wensen kenbaar te maken. Globaal geven ze aan wat woningbouw betreft vooral rond de as Arnhem Nijmegen – waarbij ze nadrukkelijk ‘exclusief Park Lingezegen’ vermelden – en de wat grotere kernen nog ruimte te zien. Maar, zo waarschuwen ze ook “het aantal inwoners in het middengebied [kan] niet onbeperkt doorgroeien”. Voor bedrijvigheid zien ze vooral langs de A15 nog mogelijkheden.


"Het gebied en het moment in de tijd leent zich prima voor het beproeven van een nieuw soort groene verstedelijking. Als je echt kwaliteit wilt, moet je nu je nek uitsteken."


Daartussen willen ze het groenblauwe raamwerk versterken. Bas Colen, beleidsmedewerker Groen en Landschap bij gemeente Overbetuwe: “Wij zijn het Groene uit de Groene Metropoolregio! Dan moeten we daar natuurlijk ook gezamenlijk in investeren. ‘Meer landschap, meer stad’ luidt de slogan van de regionale Verstedelijkingsstrategie niet voor niets.” Verheugd deelt hij mee dat de regio inmiddels Feddes/Olthof Landschapsarchitecten de opdracht gegeven heeft om dit groenblauwe raamwerk verder uit te werken. Dit vormt de basis, aldus de toelichting bij de concept Verstedelijkingsstrategie: “De versterking (en waar nodig bescherming) daarvan staat voorop. Over die ‘groene laag’ heen zijn de lagen van economie en economische ontwikkeling gelegd, van de mobiliteitsstructuur zowel bestaand als gewenst en tot slot de laag van het woonprogramma.”

Huidige bouw(plannen) | Foto's 1, 3, 4 en 5 door Mieke Dings, foto 2 door William Moore Fotografie

Al met al lijkt het er voor het middengebied beter uit te zien dan dertig jaar geleden. De begerige blik van toen heeft, mede door een succesproject als Park Lingezegen, plaatsgemaakt voor meer waardering voor de eigenheid van dit gebied. Tegelijkertijd blijft de druk – woningbouw, bedrijvigheid, mobiliteit, energie, water – groot. De komende jaren zal duidelijk worden of de kleine gemeenten in het middengebied de druk dusdanig weten te reguleren dat de slogan van de Verstedelijkingsstrategie werkelijkheid wordt. Bruckwilder denkt, desgevraagd, dat een eventueel regionaal Q team zou kunnen helpen, “mits het dan ook intensief betrokken is en in de buurt zetelt”. Jaap Modder, voormalig voorzitter van de Stadsregio, ziet ook wel wat in een Q team “met een hele verre horizon. Het gebied en het moment in de tijd leent zich prima voor het beproeven van een nieuw soort groene verstedelijking. Als je echt kwaliteit wilt, moet je nu je nek uitsteken. Niet dat er anders grote rampen gebeuren hoor. Maar dan stroomt dit middengebied wel langzaam vol met middelmatige bebouwing. Dit gebied verdient beter”.

Wel gesproken, niet genoemd: Tijs van Loon, Matthijs Lenis, Henk Mulder

592 weergaven

Gerelateerde posts

Alles weergeven
bottom of page