Eigenzinnig Nijmegen tegen de stroom in
In januari 2022 wordt de nieuwe omgevingswet van kracht, een nieuwe regeling die zo’n dertig wetten rondom ruimtelijke ordening vervangt. Eenvoudiger en duidelijker volgens de wetsontwerpers én met meer ruimte voor participatie vanuit de samenleving. In hoeverre is die onderstroom van burgers noodzakelijk in onze regio?
Fotografie: Anne Hopman
In 2010 staat Matthijs de Gruijter (50) met een graafmachine in de Ooijpolder, klaar om een sloot te graven. Aan de rand van de graspolder, in de schaduw van de stad, wil de natuurfanaat een meanderende sloot creëren als onderdeel van zijn droom: een buitenschoolse opvang in de natuur waar kinderen zich kunnen ontwikkelen, genaamd Struin.
Het idee ontstond vier jaar eerder. De Gruijter organiseerde in het weekend kindernatuurclubs in de natuur rondom Nijmegen. Eerder had hij een natuurspeeltuin opgezet in Rotterdam, maar hij wilde meer: een buitenschoolse opvang gestoeld op natuur-pedagogiek, middels groepsfietsvervoer vanuit de stad naar omliggende natuur.
De Gruijter, geboren Amsterdammer en opgegroeid in Twente, keek op de kaart van Nederland en koos Nijmegen vanwege het vele groen en het linkse imago van de stad - hij dacht dat het bestuur ervoor open zou staan. Hij vertelt wie het horen wil dat in Duitsland en Scandinavië deze kinderopvang in de natuur meer gemeengoed is en er wetenschappelijke onderbouwing is van het positieve effect van natuur op kinderen. Toch had De Gruijter moeite om enthousiasme te vinden voor zijn plan.
Hij belde met raadsleden, natuurbeheerders, liet een fiets ontwerpen en vond met moeite enkele scholen bereid mee te doen. Een paar jaar later liet een boer hem een stuk land gebruiken in de Ooij als uitvalsbasis, de gemeente gedoogde het.
Terug in 2010, staat De Gruijter klaar met de graafmachine. Van tevoren heeft hij nog het stadhuis gebeld, hij hoefde niets aan te vragen. Dan komt in de verte een ambtenaar aanlopen, de Gruijter had bij nog een andere afdeling toestemming moeten vragen. Het plan van de sloot ging de ijskast in, niet voor de eerste keer.
Van onderop
De Struindirecteur is niet de enige met dit soort ideeën, Nijmegen en omstreken kent een traditie aan initiatieven van onderop. Denk aan de rijke historie van wooncollectieven, voedselinitiatieven – van ecologische kwekers tot zelfpluktuinen en voedselbossen – of energieprojecten zoals een door burgers opgezet wind- en zonnepark.
Al zijn de meeste van deze initiatieven relatief nieuw, burgerparticipatie is dat niet. In de jaren zeventig van de vorige eeuw ontstaan volop burgerinitiatieven. Dit als verweer tegen grote stadsvernieuwing die bepaalde wijken van de kaart deed verdwijnen. Een goed voorbeeld is het Centraal Wonen project waarbij bewoners gezamenlijk leven en beslissen. Het project daalde in 1989 ook in Nijmegen neer.
In het wetenschappelijk onderzoek naar burgerparticipatie, dat talrijk is, wordt vaak gewezen naar de ladder van participatie, bedacht door de Amerikaanse Sherry Arnstein in 1969, een sociaal werker en adviseur van het ministerie van huisvesting. Ze deelde de ladder op in drie gedeelten, waarbij onderop geen participatie is, in het midden schijnparticipatie zoals inspraakavonden en op de hoogste treden actieve participatie, het meebeslissen.
In Nederland wordt die ladder met vallen en opstaan beklommen, soms – bijvoorbeeld in crisistijd als behoefte is aan frisse ideeën – bestijgen burgers de ladder met verve, soms moeten ze een trede omlaag of klapt de ladder domweg op de grond. Uit recenter onderzoek, bijvoorbeeld door Wendy Tan (Wageningen University & Research) of Noëlle Aarts (Radboud Universiteit), blijkt dat de hoogste trede nog niet in zicht is. In een steeds meer decentraal uitdijend Nederland is regelgeving complex en communicatie met de overheid onduidelijk.
Voorzichtig optimisme
Nu zit Struindirecteur De Gruijter op zijn kantoor in de Nijmeegse wijk Bottendaal. In de vergaderruimte lopen medewerkers naar het koffieapparaat, in de aanpalende stallingsruimte staan meerdere bak- en groepsfietsen die medewerkers repareren. Sinds de oprichting is Struin een kleine vijftien jaar verder, telt het bedrijf zestig medewerkers en laat de opvang meer dan zevenhonderd kinderen één of meerdere keren per week ‘struinen’.
De Gruijter is optimistisch. “Verschillende pedagogen ondersteunen onze visie, de Koning is komen kijken en landelijke politici hebben lovend over ons project gesproken.” Ook wijst hij op een vergelijkend onderzoek naar kinderen die op Struin en op een gewone opvang hebben gezeten en de voordelen die de Struinkinderen daar uit hebben gehaald.
Toch voelt hij zich af en toe klem zitten tussen beleidsregels. Elk kind moet tegenwoordig 3,5 meter binnenruimte hebben op de opvang, legt de directeur uit. “Terwijl wij meestal buiten zijn, ook met slecht weer, dus wij hebben niet zoveel ruimte nodig.” Daarnaast heeft hij ook last om voet aan de grond te krijgen bij sommige basisscholen die Struin zien als een lastige opvang van buitenaf.
Knellende regels
Zonderlingen als De Gruijter zouden volgens landschapsarchitect Paul Roncken meer ruimte moeten krijgen. De architect, werkzaam aan de Universiteit van Wageningen en ook onafhankelijk adviseur Ruimtelijke Kwaliteit van de provincie Utrecht, pleit voor een “representatie van meer expliciete geluiden in een samenleving die van onderop veranderd.” In het huidige ruimtelijke beleid is volgens hem weinig plaats voor nieuwe ideeën.
Roncken trekt een vergelijking met het politiek versnipperde landschap in de Tweede Kamer - tijdens de laatste verkiezingen zijn nog nooit zoveel fracties gekozen. “De overheid is een representatie van de samenleving en die is diverser dan ooit – waarom zien we die stemmen dan niet terug in de openbare ruimte?”
Roncken ziet dat in sommige sectoren, zoals in de voedsel- en creatieve industrie, veel gemakkelijker naar andere modellen wordt gekeken. “Kijk naar broedplaatsen in oude fabrieken met kunstenaars, akkerbouwers die biologische groenten telen of bierbrouwers die op voormalige industrieterreinen een lokale brouwerij oprichten.” Daar is het volgens de landschapsarchitect veel makkelijker om met nieuwe verdienmodellen te komen die niet op winstmaximalisatie zijn gericht.
“We kunnen ons nu boos maken op de grote systemen als de woningmarkt of energie,” geeft Roncken toe. “Maar het moet klein beginnen. De zonderling die letterlijk aanklooit op een stukje land. Dat leeft en levert verfrissende resultaten op.” Denk daarbij aan de Stadsnomaden, een woongroep die op een kleinschalige manier leven en weg willen van de lineaire economie.
Aanklooien heeft effect
Op iets grotere schaal gebeurt dat in Nijmegen-Lent. Om precies te zijn op zo’n twaalf hectare in Vossenpels, onderdeel van het stedenbouwkundig project De Waalsprong. Vanaf 2011 werden onder de naam Plant je Vlag kavels verkocht waarbij de kopers zelf de grote van hun kavel mochten bepalen en hun eigen huis mochten ontwerpen. Er waren slechts een paar regels – er mochten geen reststroken grond overblijven en de maximale hoogte was twaalf meter – maar verder stond niets vast: geen bestemmingsplan, een uniek concept.
Het plan ontstond in het diepst van de crisis, ontwikkelaars durfden er niet aan en de gemeente liet ruimte voor een onorthodoxe benadering. Inmiddels heeft het project ook navolging gehad op andere plekken in de Waalsprong zoals bij de Woerdse Plassen, maar ook in Den Bosch en Almere, waar bewoners bijna alles zelf doen, tot aan de riolering. Bij een vergelijkbaar project in Deventer – Op je Stek – waren er op tachtig kavels zo’n vierduizend geïnteresseerden.
Ook De Gruijter van kinderopvang Struin ziet dat zijn alternatieve aanpak vruchten afwerpt. “We zijn gegroeid, er is navolging in Amersfoort, Doetinchem en zelfs in Amsterdam wil men starten. En we hebben de tijdsgeest mee: klimaatneutraal, regionaal en terug naar de natuur is helemaal van nu.” Struin zit naast Nijmegen nu ook in Beuningen, Wijchen, Lent, Wageningen en binnenkort in Malden en Arnhem. “De stad loopt tegen de grenzen aan en wij hebben daar een oplossing voor.”
Nieuwe omgevingswet
Vanaf januari 2022 gaat de nieuwe omgevingswet in: één grote overkoepelende wet waarin tientallen wetten en honderden regelingen samenkomen om het ruimtelijke ordeningsbeleid te versimpelen, door kabinet Rutte-II ook wel “de grootste grondwet-wijziging sinds 1848” genoemd. Door deze vereenvoudiging wordt het niet alleen voor overheden overzichtelijker, maar ook makkelijker voor burgers om initiatieven te ontplooien.
Los van de kritiek op de uitvoering van de wet is er ook kritiek op de inhoud: het zou ingewikkeld zijn voor grote bouwprojecten en is er een gebrek aan regie door het decentrale karakter. Ook op het gebied van de participatie is er kritiek. Zo waarschuwt de nationale ombudsman Reinier van Zutphen in NRC Handelsblad dat door de nieuwe verantwoordelijkheden en digitale systemen enkel een “participatie-elite” goed met de nieuwe regels om kan gaan.
Inmiddels is de wet door de Eerste Kamer, die eerst dwars lag, heen gekomen en is er goede hoop dat de wet het participatieghalte gaat verhogen. Zo spreekt hoogleraar staats- en bestuursrecht Wim Voermans enthousiasme uit. “Uitgangspunt is om samen beleid te maken,” zegt hij tegen de IJmuider Courant. “Enerzijds voelen burgers zich weinig gehoord en anderzijds willen gemeenten meer betrokkenheid.”
Hoogleraar gebiedsontwikkeling Co Verdaas reageert in een opiniestuk in Dagblad Trouw op critici. Volgens de hoogleraar is juist de complexiteit van de huidige ruimtelijke ordeningswetten het probleem. Verdaas: “Het inrichten van ons land lukt alleen als we op enig moment deelbelangen ondergeschikt maken aan een democratisch gelegitimeerde visie.”
Ook landschapsarchitect Paul Roncken kijkt met veel positiviteit naar de nieuwe omgevingswet. “Het meedoen van burgers was in het decentrale overheidsstelsel juridisch niet vastgelegd.” Het zal stroef gaan en tijd kosten, maar zodra iets nieuws ontstaat is de innovatie gepleegd. “Je hebt laten zien dat het kan, in een volgende stap kan het groter worden, opgeschaald worden en ergens anders geïmplementeerd worden.”
Daarnaast benadrukt Roncken dat we ook over bestaande grenzen moeten kijken, wat de valkuil van het gedecentraliseerde systeem zou kunnen zijn. “We zijn geneigd om onze stadse blik te gebruiken. Bij jullie in Nijmegen ligt de Ooijpolder en de Gelderse Poort. Probeer meerdere landschapstypen binnen een grote regio met elkaar te verbinden en zeker met de stad.”
De Regio naar de stad Waar Struindirecteur De Gruijter de stad naar de omliggende natuur brengt, zijn er ook initiatieven die de regio naar de stad brengen, zoals De Basis, een muzikale broedplaats in het oude gebouw van poppodium Doornroosje aan de Groenewoudseweg. Het met iconische graffiti bedekte pand wordt momenteel verbouwd: de kelder is uitgegraven voor oefenruimten, in de oude popzaal komen opnamestudio’s. Boven, in oude backstage, slaapcabine’s voor reizende muzikanten en in de oude kantoren komen flexplekken voor werkers in de muziekindustrie. Volgens bestuursvoorzitter Cok Buijs en stichtingsvoorzitter Desirée van Steenveldt wordt het een uitvalsbasis waar muzikanten niet alleen nemen, maar ook geven. “Als een groep bezig is met opnames, is het de bedoeling dat ze ook iets teruggeven. Dat kan in allerlei vormen; een luistersessie of begeleiding van een meer onervaren band.” Los van de inhoudelijke vernieuwing is ook de organisatie onorthodox. “Het begon al bij de financiering,” vertelt Buijs. “Er is besloten om de financiering naast een bancaire lening via uitgifte van certificaten op aandelen te realiseren. Dat zijn nu bijna 500 mensen die op die manier het project meegefinancierd hebben.” Daarnaast was een bv nodig voor de exploitatie van het pand en moest de organisatie zich hard maken voor het behoud. “Een projectontwikkelaar wilde de grond hebben, wij als organisatie hebben daardoor haast moeten.” De Basis kijkt niet alleen naar Nijmegen. Van Steenveldt: “We hebben een convenant gesloten met poppodia, opleidingen en festivals in Midden- en Oost-Nederland. Het idee dat muzikanten hier kunnen creëren en repeteren, maar dat ze op een festival in Zwolle kunnen staan - lijntjes die er eerder nog niet waren.” Daarnaast is gekozen voor een bv gekoppeld aan een stichting, wat ongebruikelijk is in de muziekwereld. Buijs: “Veelal zijn muziekorganisaties enkel stichtingen. Als we aankomen bij een subsidieverstrekker moeten we de hybride structuur van De Basis vaak uitleggen.” Er is voor de bv gekozen omdat er een solide basis moest zijn, zegt het duo. “Dan zijn we minder afhankelijk als er bezuinigingen zijn op cultuur. Ook rafelranden hebben een stevige, goedgeorganiseerd fundament nodig.”
Knopen en verbinden
Struindirecteur De Gruijter probeert op zeer kleine schaal te verbinden: namelijk door wegen richting de natuur aan elkaar te knopen. “De wegen moeten veilig zijn”, vertelt hij, “dus heb ik alle knelpunten in de stad onder de loep genomen en nagedacht hoe elke fiets veilig van school naar natuur kan gaan via zoveel mogelijk dertigkilometerwegen en vrijliggende fietspaden.” Dat leverde een kaart op die De Gruijter deelde met de gemeente.
“Inmiddels hebben we de gemeente zo ver gekregen dat onze veilige fietsroutes zijn opgenomen in de omgevingsvisie van de gemeente Nijmegen. Elke keer als een straat verbouwd wordt nemen ze onze punten mee. Dat is mooi om te zien.”
In zijn vrije tijd tekent De Gruijter steden. “Ik verzin voor mijzelf een opgave: teken een stad waarin zoveel mogelijk zonlicht komt, of waar auto’s zoveel mogelijk niet het straatbeeld domineren.” Tijdens ons gesprek pakt De Gruijter meermaals een papier en tekent hij straten, dorpen en routes. Onverminderd enthousiast gaat hij door, ook als de communicatieadviseur, die bij het interview zit, al naar de volgende afspraak doormoet.
Op de vraag of hij zich alleen voelt in zijn missie lacht De Gruijter. “Ik voel mij zeker geen zonderling,” zegt hij. “Ik voel mij een verbinder.”
Comments