Tekst: Mieke Dings | Foto's: Anne Hopman
Iedereen bekijkt de stad met andere ogen. De architectuur, de openbare ruimte en sociale ruimte van Nijmegen ervaart de een op een andere manier dan de ander. Hoog // Diep gaat op pad met verschillende stadsbewoners uit alle hoeken van de samenleving. Door welke ogen zien zij de stad? Deze keer: kinderen Pim en Jet van Leuken.
“Kijk opa: in één keer omhoog”, schreeuwt een jongetje terwijl hij de gladde helling op rent. Opa kijkt, steekt zijn duim op en neemt zelf de trap. Een klein meisje glijdt ondertussen de helling af recht in de armen van haar moeder. Je hoeft maar heel even stil te houden voor het Arsenaal aan de Mariënburg om te zien dat kinderen de stad anders beleven en gebruiken dan volwassenen. Of duik een paar straten verderop de Stikke Hezelstraat in, waar kinderen op zomerse dagen samendrommen rond het waterstroompje. “Daar loop ik altijd doorheen”, roept Pim van Leuken (9), geboren en getogen in Nijmegen, enthousiast. “En ik ben daar een keer met zo’n waterglijbaan vanaf geweest. Dat was heel leuk!”
Al snel ontdekte hij dat kinderen vaak helemaal geen speeltuin of speeltoestel nodig hebben, maar dat een kleine verhoging, een trapje of helling vaak al voldoende is om te spelen.
De straat als speeltuin
Hoewel deze twee plekken niet per se voor kinderen ontworpen zijn, zijn het misschien wel de meest bespeelde plekken in de Nijmeegse binnenstad. Speelaanleidingen, zo noemt architect Dingeman Deijs ze. Hij verrichte eerder in Vlaanderen onderzoek naar spelen in de stad. Al snel ontdekte hij dat kinderen vaak helemaal geen speeltuin of speeltoestel nodig hebben, maar dat een kleine verhoging, een trapje of helling vaak al voldoende is om te spelen. Sindsdien pleit hij voor meer speelaanleidingen in de stad, zodat de hele stad uiteindelijk een speellandschap kan worden. Deijs: “Zelf realiseerden we tot nu toe een speelobject in Zwolle met betonnen schijven en wanden. Het schijnt volop gebruikt te worden. Maar het kan natuurlijk veel kleiner: denk aan een schommel aan een lantaarnpaal of een klimwand tegen een gebouw.”
Dat de wil om spelen meer te integreren in de stad de aflopen decennia flink is toegenomen, merkt adviseur en ontwerper Dirk Vermeulen van Speelruimte. Volgens hem heeft dit alles te maken met de bredere roep om meer natuur en minder auto – door Deijs al ‘koning auto’ genoemd – in de stad. Vermeulen: “Ook het bewustzijn over het belang van beweging en het belang van spelen voor de ontwikkeling van kinderen, is behoorlijk gegroeid.” Hij wijst ook op recent verschenen boeken zoals Urban Playground: How Child-Friendly Planning and Design Can Save Cities (door Tim Gill) en Buitenkansen voor een uitnodigende buitenruimte, datUrhahn stedenbouwkundigen samen met de gemeente Apeldoorn en provincie Gelderlandmaakte. Dat laatste boek presenteert ambities als ‘de stad als sportschool’ en ‘de straat als speeltuin’.
“Ik buig altijd heel ver naar voren om te kijken of er auto’s of fietsers aankomen. Dan pas stuur ik m’n fiets de straat op. Skateboarden doe ik er alleen als het heel rustig is.”
Aan aandacht en ambities dus geen gebrek. Maar: die landen uiteraard niet altijd overal, of niet overal even goed. Pim en zijn zus Jet (12) kunnen erover meepraten. De straat voor hun deur werd in 2020 een fietsstraat. Jet: “We dachten eerst dat het wel fijn zou zijn. Dat we dan bijvoorbeeld ook makkelijker op straat konden skateboarden.” Maar het aanvankelijke plan om er eenrichtingsverkeer van te maken ging niet door. Ondertussen was de straat wel versmald en waren er parkeervakken bijgetekend. Jet: “De straat is nu best wel smal en we kunnen het verkeer veel moeilijker zien. Ik buig altijd heel ver naar voren om te kijken of er auto’s of fietsers aankomen. Dan pas stuur ik m’n fiets de straat op. Skateboarden doe ik er alleen als het heel rustig is.”
Rauwe randjes
Niet dat Pim en Jet nu speelruimte tekort komen, benadrukken ze. Ze vinden dat hun buurt, het dorpse Hees, eigenlijk heel veel speeltuinen heeft. Pim komt er regelmatig; Jet eigenlijk nauwelijks. “Daarmee passen ze in het beeld dat helaas uit de meeste speeltuinen naar voren komt: namelijk dat deze meer gebruikt worden door jongens dan door meisjes”, zegt Vermeulen. “Dat heeft veel te maken met het ontwerp ervan. Jongens zijn over het algemeen sneller geneigd de ruimte in te nemen en met losse elementen te spelen, terwijl meisjes meer structuur en beschutting willen. Ook vinden ze sociale controle prettig. Veel speeltuinen voldoen hier niet aan. Ik heb in mijn carrière tot nu toe pas één keer een speeltuin gezien waar evenveel jongens als meisjes speelden.” Eén blik in de rondte in het behoorlijk open Distelpark aan de Wolfskuilseweg – bij Pim en Jet om de hoek – maakt duidelijk dat ook hier nog ruimte voor verbetering is.
Speelplekken in nieuwbouwwijken zijn vaak gericht op jonge kinderen. Maar die kinderen worden groot en zoeken meer avontuur.
Pim komt hier dus wel zo nu en dan, maar vindt de speeltoestellen wel saai. “Vroeger stond er een veel groter piratenschip. Het schip dat er nu staat is veel kleiner. En er staan wel wat van die hellingen en blokken waar je op kunt skaten, maar ook die zijn best wel klein. Er komt nu wel een nieuw plan. Ik hoop dat we dan een soort skatekuil krijgen. Daar zou mijn broer ook heel blij mee zijn!” Marieke van Kan, nu zo’n vijf jaar projectleider en kwartiermaker spelen bij de gemeente Nijmegen, hoort dit soort geluiden wel vaker. “Onlangs heeft zelfs de Kinderraad [die Nijmegen sinds 2015 heeft en ieder jaar uit andere schoolklassen bestaat die strijden om het beste plan en daarnaast de gemeente wel eens adviseert, red.] aangegeven veel speeltuinen saai te vinden. Speelplekken in nieuwbouwwijken zijn vaak gericht op jonge kinderen. Maar die kinderen worden groot en zoeken meer avontuur. Ik adviseer stedenbouwkundigen dan om vooral meer rauwe randjes en speelnatuur op te nemen. Soms kan een half verborgen hut of een flinke klimboom al een verschil maken.”
Waterpret in de Stikke Hezelstraat | Foto: Anne Hopman
En er zit nog van alles in het vat, zo vertelt De Kan. “De nog in ontwikkeling zijnde wijken Hof van Holland, Woenderskamp en Koude Hoek in Nijmegen Noord krijgen een route van 3 kilometer waar van alles op te beleven is. Die route is een soort avontuurlijk lint dat langs verschillende belangrijke plekken en speel- en ontmoetingsplekken voert. Hoewel zo’n route niet specifiek op kinderen gericht is, biedt deze uiteraard volop speelmogelijkheden.” Beweegroutes en groene sociale knooppunten waar bewoners van alle leeftijden kunnen spelen, bewegen en ontmoeten zijn tevens belangrijke ingrediënten van de omgevingsvisie die de lijnen voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nijmegen tot aan 2040 uitzet.
“Zodra kinderen zelf plannen mogen bedenken – of het nou gaat om een toren of een heel stadseiland – spelen dieren hierin bijna altijd een prominente rol.”
Villa en poezenhotel
Behalve over speelplekken, adviseerde de Kinderraad de gemeente ook over het aantrekkelijk maken van prullenbakken en over verlichting, die ’s nachts wel wat minder mocht, ‘ook voor de dieren’. Michiel van Zoest, die al vele workshops en rondleidingen voor kinderen door Nijmegen organiseerde, kijkt van dat laatste niet van op. Van Zoest: “Zodra kinderen zelf plannen mogen bedenken – of het nou gaat om een toren of een heel stadseiland – spelen dieren hierin bijna altijd een prominente rol. Zo ontwerpen ze vaak dierentuinen en gebouwen voor dieren, zoals een poezenhotel, aparte balkons voor huisdieren of maken ze ondergrondse gamebunkers waar dieren overheen kunnen lopen.”
Speeltuinwensen van kinderen | Beeld: Marieke van Kan, gemeente Nijmegen
Opmerkelijk is dat, hoewel volgens Van Zoest vrijwel alle kinderen hoogbouw zoals 52Nijmegen heel mooi vinden, ze voor zichzelf toch meestal een villa tekenen. Ook Pim en Jet antwoorden desgevraagd dat ze niet op hoogte willen wonen. Jet vindt de benedenstad met de vele smalle steegjes heel mooi en is ook wel gecharmeerd van de ‘Amsterdamse huizen’ in Koningsdaal. Maar zelf zou ze toch het liefst in een villa aan de groene Kerkstraat in Hees wonen. En Pim ook. Mét een mooie skatekuil om de hoek.
Niet genoemd, wel gesproken, waarvoor dank: Andrea Meilink (SOL), die de Kinderraad in 2015 mee opzette.
コメント