Tekst: Mieke Dings | Beeld: More or Less design
Hevige regenval, grote droogte: klimaatverandering maakt de rivierdelta tussen Arnhem en Nijmegen kwetsbaar. Sterkere dijken bieden op den duur niet voldoende soelaas. Maar wat wel? Is er nog toekomst voor de Betuwe of geven we dit gebied terug aan de rivier? Hoog // Diep redacteur Mieke Dings dook in de toekomstplannen.
Water in de gang en met een bootje naar de weg: voor Hennie Elings is het heel normaal. Hij is buitendijks opgegroeid en weet wanneer het water gaat stijgen. ‘Meestal blijft het huis droog. Soms staat er wat water in de lagergelegen gang. Daar leggen we dan planken over. Heel af en toe komt het water zo hoog dat ook de keuken en woonkamer onder lopen. Dan verplaatsen we alle meubels naar boven.’ Ik woonde net een half jaar in Slijk-Ewijk (4 km ten westen van Nijmegen-Noord) toen ik dit verhaal hoorde. Tot dan toe had ik nooit gedacht dat mensen in Nederland (nog) zo woonden. Maar nu ik zelf dicht bij de rivier woonde en zag hoe snel het water kon stijgen, vond ik het in zekere zin geruststellend te weten dat dit eventueel ook nog een optie was.
Naarmate ik me meer in het watersysteem ging verdiepen, begon het me op te vallen hoe weinig anderen zich hiermee bezighielden. Tenminste; veel oorspronkelijke inwoners van de Betuwe weten heel goed hoe de vork in de steel zit, maar veel nieuwe inwoners van Nijmegen-Noord of Arnhem-Zuid totaal niet. Zij zijn gewoon blij met hun ruime woning dicht bij de stad en realiseren zich niet dat ze feitelijk op een groot, laaggelegen eiland – de geallieerden noemden het in de oorlog letterlijk ‘the island’ – in de rivierdelta wonen. Heel verwonderlijk is dat ook niet als je de bouwdrift achter zowel huizen als dijken ziet. Die maken dat we ons veilig wanen. En natuurlijk is het voorlopig ook veilig en valt het hier met de laagte wel mee, zeker in vergelijking met het westen van het land. Maar uiteindelijk is en blijft het een rivierdelta die door toenemende weersextremen kwetsbaar is.
Toekomstscenario
Hogere en bredere dijken waren lange tijd de oplossing, maar worden steeds minder zo gezien. ‘Waarom hogere dijken ons niet altijd het beste beschermen tegen overstromingen’ kopte Trouw maanden geleden. Eén van de redenen is dat de extremen groter worden en er dus ook periodes van droogte zullen zijn. Nederland moet, zo zegt de Unie van Waterschappen al een tijd, van ‘kampioen water afvoeren’ nu ‘kampioen water vasthouden’ worden. ‘Zonder helder beleid wonen we straks in het water, terwijl we er een tekort aan hebben’, stelden waterexperts eerder. Dat het noodzakelijk is om verder te kijken dan dijken alleen, moge duidelijk zijn. Een bredere aanpak van het landschap is nodig om verdroging, verzilting en inklinking te verminderen en de natuur en zoetwatervoorziening te helpen. Een bredere kijk beschermt ons uiteindelijk óók beter tegen het hoogwater omdat dijken er stabieler door worden. Het enige nadeel van zo’n aanpak is dat deze ruimte kost, ook binnendijks. En dat betekent, in de woorden van de overheid, ‘scherpe keuzes maken’. ‘Onafwendbare keuzes’ zei de Deltacommissaris Co Verdaas onlangs nog, wat zeker geldt voor deze rivierdelta.
Hoe die scherpe keuzes er uit zouden kunnen zien, hebben wetenschappers van Wageningen University & Research (WUR) in beeld gebracht – in navolging van hun eerdere plannen voor heel Nederland (2020), Arnhem (2022) en later nog voor de Groene Metropoolregio (2023). In dat laatste toekomstscenario – nadrukkelijk geen blauwdruk! - laten ze zien hoe de regio er over honderd jaar uit kan zien als we zoveel mogelijk natuurlijke oplossingen kiezen om ons aan te passen aan klimaatverandering. Zeker voor de Betuwenaren is dat even slikken. Terwijl de stuwwallen namelijk verder verdichten, heeft het gebied tussen Arnhem en Nijmegen er flink wat water in de vorm van overlooprivieren en noodoverlaten bij gekregen.
Wonen is hier, aldus de WUR wetenschappers, in 2120 op eigen risico. Het vindt ofwel plaats in de oude dorpen – al dan niet omgeven door een ringdijk – ofwel in terpwoningen, paalwoningen of drijvende woningen. Vervoer gaat bij hoogwater per boot, waterfiets of andere voertuigen. Boodschappen komen per drone. De ringweg die Arnhem en Nijmegen met Kleve verbindt, gaat op hoge poten door dit gebied. De lagergelegen komgronden zijn verder afgegraven om ruimte te bieden aan het water. Ze worden gebruikt voor ‘watergebonden grondstofproductie’ zoals de teelt van wilgen en lisdodde, beide biobased bouwmaterialen. Voor de teelt van fruit en laanbomen blijft in dit scenario in beperkte mate plaats op de hoger gelegen gronden. De studenten die aan het scenario voor Arnhem werkten, zien hier ook wel ruimte voor volledig zelfvoorzienende gemeenschappen.
Toekomstvisie Groene Metropoolregio & impressie komgronden. Bron: WUR.
Terugredeneren
Hoe aanlokkelijk zo’n eilandenrijk voor sommigen misschien ook klinkt – volgens dit verslag wilde een toehoorder van het Arnhemse scenario zich al laten invriezen om het nog mee te maken – niet iedereen zal dit als wensbeeld onthalen. ‘Geldverspilling’ en ‘fantaseren’ reageerden lezers van de Gelderlander al. En ook: ‘Hoezo is dit een "klimaatpositief" toekomstbeeld? Hoezo positief?’ Om te voorkomen dat, in de woorden van de Groene Metropoolregio voorzitter Harriët Tiemens, ‘iedereen meteen in zijn emotie schiet’, zijn de kaartbeelden bewust wat schematisch gehouden. Tiemens: ‘Ruimtelijke ordening is politiek gezien altijd een beladen onderwerp. Het aardige van een eeuw vooruitkijken is dat de discussie een stuk minder bedreigend wordt. Door over 2120 te praten, hoop ik dat we het gesprek een beetje kunnen depolitiseren. Als iemand begint over een detail op de landkaart, is het prettig dat ik kan zeggen: dit beeld is niet letterlijk. Laten we het over het grote geheel hebben.’
Tegelijkertijd helpt zo’n beeld wel om de situatie serieus te nemen en hier alvast zoveel mogelijk op in te spelen. Tiemens zei hier eerder over: ‘We kunnen ons 2120-verhaal gebruiken om terug te redeneren: welke keuzes moeten we nu maken, zodat we er straks geen spijt van krijgen? Wat moeten we juist níét doen? We weten allemaal dat het rivierengebied natter wordt. Maar als je een landkaart ziet waarop de rivier een veel groter deel van de regio in beslag neemt, doet dat toch iets anders dan wanneer je het in een technisch rapport leest.’ Die bewustwording maakt vooral dat er bij allerlei plannen meer dan ooit rekening gehouden zal worden met het water. Dit geheel conform het ‘water en bodem sturend’-principe dat het vorige kabinet in 2022 introduceerde en dat het huidige kabinet inmiddels weer wat heeft afgezwakt tot ‘rekening houden met water en bodem’ (lees hier meer).
Een wat dat betreft belangrijk oefen- en voorbeeldproject is de Gelderse Poort, een grensoverschrijdend Nationaal Landschap ten oosten van Nijmegen waarin de waterverdeling van ons land plaatsvindt. Ten tijde van het eerdere Ruimte voor de Rivier is een deel hiervan al aangewezen voor rivierverruiming. Dan ging het voornamelijk om de zogenaamde Rijnstrangen, voormalige zijarmen van de Rijn die vóór de komst van het Pannerdens kanaal de watertoevoer naar de IJssel regelden. De afgelopen jaren zijn in dit gebied door de provincie volop kavels gekocht en geruild (in totaal 256 hectare!) om deze strangen opnieuw af te kunnen graven. Op dit moment werken verschillende overheden – Rijkswaterstaat, Staatsbosbeheer, de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, de provincie Gelderland en de gemeentes – hier samen om niet alleen de waterveiligheid te verbeteren, maar ook water te bergen en ruimte te geven aan natuur en landbouw. Om, samengevat, het hele landschap hier toekomstbestendiger te maken.
Betuws gebiedsproces
Dit soort grotere waterlandschappen zijn op dit moment nog niet in de maak in de Betuwe. Wel zijn een aantal jaar geleden gronden in de buurt van de laaggelegen Linge afgegraven om in het zogenaamde Waterrijk (300 hectare) volop ruimte te bieden aan waterberging. Ook is er jaren geleden in opdracht van Waterschap Rivierenland onderzoek gedaan naar de zoetwaterbehoefte in de Betuwe en naar de mogelijkheden van waterbuffers. Inmiddels ligt er ook een strategische agenda om op meer plekken langs de Boven-Linge ruimte voor water te maken (zie hier). Dit gebied en de lagere komgronden zijn ook in het groen-blauw raamwerk van de Groene Metropoolregio genoemd als kansrijke plekken voor het vasthouden en zuiveren van water, al dan niet in combinatie met verduurzaming van de landouw. Hoewel het schrappen van het Nationaal Programma Landelijk Gebied door het huidige kabinet veel op losse schroeven heeft gezet, heeft de provincie voor dit ‘middengebied’ al wel een gebiedsproces aangekondigd.
Het wachten is nu op de start daarvan. Ondertussen heeft de gemeente Overbetuwe de afgelopen jaren gesprekken met boeren en tuinders gevoerd. Zij hebben een groot deel van de gronden binnen de gemeente in handen en zijn daarmee onmisbare spelers in welke verandering dan ook. Uit deze gesprekken bleek dat de meesten het liefst hun huidige situatie behouden, ook omdat ze op dit moment onvoldoende zakelijk perspectief zien voor andere concepten. Tegelijkertijd geven velen aan door verschillende regels klem te zitten en behoefte aan een visie te hebben. Eén van hen zei zelfs nadrukkelijk: ‘Kom eens met een lange termijnvisie. We hoeven het er niet mee eens te zijn, maar kom met duidelijkheid!’ Een ander gaf aan best te willen omschakelen, maar niet te weten in welke richting: ‘We proberen op meerdere borden te schaken om een toekomstbestendig bedrijf te blijven. (…) Welke visie is er op het landschap? Wat voor gebied wil je zijn? Wat wil de gemeente stimuleren of voorrang geven? Wij willen graag fit zijn voor de toekomst.’
Gezien deze oproep en bovenstaande voornemens lijkt de tijd rijp om het aangekondigde gebiedsproces zo snel mogelijk op te pakken, zeker nu de echt ‘scherpe keuzes’ waarschijnlijk nog wel even op zich laten wachten En om daarbij vooral ook boeren en tuinders, maar ook andere inwoners, te betrekken. Een groot deel daarvan heeft het WUR-scenario volledig gemist en tast wat verdere voornemens betreft ook volledig in het duister. En dat terwijl veel Betuwenaren sowieso het gevoel hebben overruled te worden door allerlei provinciale en stedelijke plannen. Dan is het juist verstandig om dergelijke voornemens zo snel mogelijk op tafel te leggen. Zoals Jan Willem Kamerman, voormalig directeur van Park Lingezegen, eerder al zei: ‘Het is een gebied met traag DNA. Mensen hier willen niet makkelijk veranderen, omdat ze liever voorzichtig zijn. Ze vragen zich eerst af: wat is dit? Kan ik er wat mee?’ Het WUR-scenario is dan misschien wat verstrekkend, maar kan, zoals het dat eerder ook bij de bestuurders deed, wel helpen om de ernst van de situatie te schetsen en de geesten te openen.
Waterrijk Park Lingezegen. Foto's: More or Less design
DNA
Wijs is het vooral om de geschiedenis niet te vergeten. Cultuurhistorica Marinke Steenhuis zei hier eerder over: ‘Vaak wordt over de geschiedenis gedacht: das war einmal. Maar in het DNA van het gebied zitten veel eigenschappen waar we nu nog van profiteren, of juist last van hebben. Het is goed om dat DNA mee te wegen bij bestuurlijke beslissingen.’ Het kan een proces gebiedseigen maken. In dit geval zal een benaming als ‘middengebied’ waarschijnlijk snel plaatsmaken voor Betuwe of rivierengebied. Want het DNA van de Betuwe mag dan misschien wat traag zijn, water is wel hét centrale thema hierin. Het is de bestaansreden van dit gebied en van de eerste samenwerkingsvormen en overheid in de vorm van het polderdistrict. Nog steeds is de kennis van het watersysteem onder oorspronkelijke Betuwenaren, zeker in vergelijking met de nieuwe stedelijke eilandbewoners, vrij groot. Het in kaart brengen van die gedeelde geschiedenis en het benutten van die kennis kan draagvlak creëren om een nieuw gebiedseigen hoofdstuk te gaan schrijven.
Dat inwoners vanuit hun verbondenheid met de plek soms zelfs tot betere oplossingen komen mits ze daar de ruimte voor krijgen, blijkt wel uit het voorbeeld van de Overdiepse polder. Toen deze volgens Ruimte voor de Rivier plek moest gaan bieden aan water, zijn inwoners samen om de tafel gegaan en hebben met behulp van subsidiegelden een plan voor boerderijen op terpen ontwikkeld. Die zijn inmiddels gerealiseerd en functioneren naar tevredenheid. De weilanden lopen regelmatig onder, maar het vee kan dan schuilen op vluchtheuvels terwijl de boerderijen aan de dijk sowieso droog blijven. Door de overstromingen zijn de weilanden vruchtbaarder dan ooit. Eén van de boeren zei hier vorig jaar over: ‘Met dat hoge water houd je rekening. Wij durven hier wel te blijven wonen. Ik vergelijk het wel eens met aardrijkskunde: waar heb je de meeste dorpjes? Juist dicht bij de vulkaan en bij het water. Daar is de vruchtbaarste grond.’
Wonen in woonboten Ooijpolder. Foto's: More or Less design
Opsteker voor de Betuwe is bovendien dat ook het nabijgelegen Nijmegen de rivierverruimende maatregelen van Ruimte voor de Rivier eerder al om wist te buigen in een kans. In plaats van een bredere rivier kwam er een nevengeul met een eiland, verschillende stadsbruggen en kades waar inmiddels vele Nijmegenaren gebruik van maken. Van die ervaring kan de Betuwe nu profiteren, onder andere via samenwerking in de Groene Metropoolregio. Te hopen is dan wel dat bij het maken van de nieuwe waterlandschappen ook ruimtelijke kwaliteit een doelstelling wordt, net als destijds bij Ruimte voor de Rivier. Alleen dan zal er ook tijd en ruimte zijn om de beleidsmatige voornemens om te zetten in gebiedseigen plannen waar de Betuwe zelf trots op zal zijn. In afwachting van de aftrap hiervan, schaf ik zelf maar vast een bootje aan. En ga ik deze winter maar eens bij Hennie een evacuatie oefenen.
Comments