top of page
  • Foto van schrijverACN

Ook Nijmeegse gezinnen moeten in hoogbouw gaan wonen

Hoog // Diep | artikel


Tekst: Jozien Wijkhuis | Beeld: Anne Hopman Nijmegen gaat de komende jaren de lucht in, door het enorme tekort aan woningen bouwt de gemeente steeds meer hoogbouw. Ook voor gezinnen met kinderen moet het wonen in een flat of appartement aantrekkelijker worden. Maar hoe bouw je hoogbouw voor gezinnen? ‘We zetten in op het naar binnen brengen van de buitenruimte in het gebouw.’

Tot voor kort woonde Kaat Willemse (33) met haar man en tweejarige kind in een appartement in woonproject Iewan in Lent. ‘In de bouwperiode zijn er bij Iewan verschillende types huizen bedacht, waarbij de gezinswoningen op de begane grond waren, met drie slaapkamers en een woonkamer,’ vertelt ze. ‘Dat was een bewuste keuze, om die op de benedenverdieping te plaatsen.’ Willemse zelf startte bij Iewan in een woongroep binnen het project, waar ze met huisgenoten woonde. Later kon ze met haar man doorstromen naar een tweepersoonseenheid.


Alle verschillende wooneenheden zijn dus voor een aparte doelgroep gebouwd, maar in de praktijk liep het voor veel mensen anders, vertelt Willemse. ‘In een aantal tweepersoonseenheden zijn uiteindelijk baby’s geboren. Er zijn zelfs bewoners die met een kind in een eenpersoons-woning wonen.’ Ook zij en haar man kregen twee jaar geleden een kind, waarmee ze op de tweede verdieping in hun appartement bleven wonen.


Perspectief van het gezin

Binnen de grenzen van de stad Nijmegen moeten tot 2024 meer dan 15.000 woningen worden bijgebouwd. Onlangs spraken bij het ACN-programma High-Rise Nijmegen in LUX stedenbouwkundige Marco Broekman, socioloog Lia Karsten en Wethouder Noël Vergunst over de toekomst van de stad. Tijdens die avond werd veelvuldig gesproken over hoogbouw, een mogelijke oplossing voor de woningnood, maar ook een flinke verandering in het stadsbeeld van Nijmegen.

Als het gaat over hoogbouw, bedoelen de meeste mensen gebouwen vanaf zes à zeven bouwlagen. Tijdens de avond in LUX zei socioloog Karsten dat bij het bouwen van nieuwe woningen in hoogbouw ook moet worden nagedacht over gezinnen. Wonen in de stad is een wens voor steeds meer gezinnen, terwijl mensen vroeger liever naar het platteland verhuisden om kinderen te krijgen. Tegelijkertijd is het voor Nederlandse gezinnen nog ongebruikelijk om in een flat of appartement te wonen en zijn die vaak ook niet kindvriendelijk gebouwd, stelde Karsten laatst ook in een artikel bij de BBC.

Nimbus in Nijmegen. Foto: Anne Hopman


Steeds meer gezinnen zijn gevormd tot stedelingen, hebben hun leven in de stad opgebouwd en willen die specifieke leefstijl niet opgeven.’


Architect Jannie Vinke van het Amsterdamse bureau ANA architecten onderschrijft dit. Samen met haar compagnon doet ze onderzoek naar ‘de nieuwe bewoner’ en een van de thema’s daarbinnen is het gezin dat in de stad woont. ‘Steeds meer gezinnen willen dat,’ zegt ze. ‘Ze zijn gevormd tot stedelingen, hebben hun leven in de stad opgebouwd en willen die specifieke leefstijl niet opgeven.’ Er is echter geen ruimte in de stad om voor iedereen een groot huis met een tuin te bouwen, stelt Vinke. ‘Daaruit concluderen wij dat gestapeld [in appartementen, red.] wonen voor gezinnen de opgave is. Gestapeld wonen in Nederland is nooit onderzocht vanuit het perspectief van het gezin.’ Sinds 2013 houdt ze zich met dit onderwerp bezig.


Zelf spreekt Vinke dus liever over ‘gestapeld wonen’ dan over hoogbouw, omdat echte hoogbouw in haar optiek moeilijker met gezinnen te combineren is. Wooncomplexen tot tien bouwlagen kun je prima voor gezinnen ontwerpen, zegt Vinke. ‘Daarboven wordt het wonen gewoon anders: het wordt anoniemer, je krijgt te maken met andere regelgeving en heel veel extra ontwerpeisen.’ Gebouwen onder 10 lagen is ook het soort ‘middelhoge bouw’ waar de gemeente Nijmegen op dit moment naar kijkt.


Wasrek

Kaat Willemse woonde uiteindelijk ongeveer twee jaar met haar man en kind in het appartement binnen woonproject Iewan. ‘Op zich ging het prima om daar de eerste periode met een baby te wonen. Er was een klein extra kamertje, waar we in eerste instantie de babykamer van wilden maken’, vertelt ze. Maar er waren wat nadelen. ‘De indeling van de woning was niet optimaal om samen te leven met kinderen. Er was een heel grote woonkamer met daarin ook een keuken, maar in de slaapkamer paste precies een bed van 1,4 meter breed, dat dan was ingesloten aan drie kanten.’ In het kleine kamertje waar haar zoontje zou komen te liggen, stond uiteindelijk vooral een wasrek. ‘Met een kind ben je constant aan het wassen en ik wilde het wasrek niet de hele tijd in de woonkamer. Dus die stond waar zijn bed zou staan, hijzelf sliep bij ons.’


Ook het contact met buiten miste. ‘Dan ging ik met mijn baby en later peuter twee trappen af om even in de tuin te zitten, vergat ik iets, dan moest ik met het kind de trap weer op.’ Het kon op zich allemaal wel, vertelt ze, maar ideaal was het niet.


‘Met een kind ben je constant aan het wassen en ik wilde het wasrek niet de hele tijd in de woonkamer. Dus stond die waar zijn bed zou staan.'


Willemse en haar gezin besloten daarom uiteindelijk toch om te verhuizen naar een grondgebonden huis, ondanks dat ze erg fijn woonden bij Iewan. ‘We wilden wel graag in Lent blijven wonen. Het bleek best moeilijk om daar een betaalbaar huis te vinden,’ vertelt ze. ‘Maar plots kwam er een huis vrij en ik weet niet precies hoe, maar we hebben het gekregen. Het is een klassiek hoekhuis, met een kleinere woonkamer dan we hadden, maar wel drie slaapkamers boven, waar mijn zoontje nu een eigen kamer heeft.’ Er is inmiddels een tweede kind op komst en ook daarvoor is er nu een aparte kamer. ‘En we hebben een zolder waar ik de was kan laten drogen. Nu kan ik af en toe vergeten dat die er hangt.’


Goede voorbeelden

Architect Vinke en haar collega’s besloten na te gaan denken over appartementen vanuit het perspectief van het gezin. Dat resulteerde in de publicatie ‘Nestelen in de stad’, waaraan ongeveer vijftien architecten en schrijvers meewerkten. In deze publicatie wordt de focus gelegd op de woonomgeving en de relatie tussen woning en woonomgeving. Ook deden ze samen met BPD | Bouwfonds Gebiedsontwikkeling een studie naar de woningplattegrond van een gezinsappartement.


Waar de studie met BPD vooral over de woning zelf ging, komt er bij de toepassing in een gebouw veel meer kijken, vertelt Vinke. ‘Het gaat ook over op welke plek de woning in het gebouw zit, hoe de gemeenschappelijke ruimtes in het gebouw zijn ingericht, wat voor ontmoetingsplekken er zijn, wat voor speelplekken en in wat voor omgeving het gebouw ligt.’ In studies en in ontwerpprojecten houdt ze zich hiermee bezig.


Uit interviews die binnen de onderzoeken zijn gedaan, blijkt dat het gezinnen ontbreekt aan een referentiekader wat betreft wonen in een flat of appartement. ‘Veel mensen kennen geen aantrekkelijke woonvorm voor gezinnen in gestapelde bouw,’ zegt Vinke. ‘Er zijn voor hen geen voorbeelden die aannemelijk maken dat het eigenlijk heel goed mogelijk is.’ Wat mensen associëren met een appartement, is goedkope sociale-huur-flatjes langs een drukke infrastructurele weg. Dat zijn gebouwen die zijn ontstaan vanuit een andere motivatie dan een woonvorm voor gezinnen. Als we goede gestapelde woonvormen voor gezinnen realiseren dan denkt ze dat er wel animo is voor gestapelde hoogbouw binnen de doelgroep gezinnen.


Wat mensen associëren met een appartement, is goedkope sociale-huur-flatjes langs een drukke infrastructurele weg. Dat zijn gebouwen die zijn ontstaan vanuit een andere motivatie dan een woonvorm voor gezinnen.

Links: de Havenkade. Rechts: Panoramatoren. Foto's: Anne Hopman


Verder kijken

Voor Hanneke Reijnen is het wonen in een appartement met haar gezin geen probleem. Zij woont op één hoog in de Kastanjehof, in Nijmegen-midden. ‘We hebben een woonkamer en vier slaapkamers, alles op één verdieping en we wonen hier met z’n drieën’, vertelt ze. Haar zoontje, die zeven jaar oud is, verbetert haar. ‘We wonen hier met z’n vieren, Poema woont er ook.’ Poema is de hond van het gezin. Het wonen in een appartement had niet de voorkeur, maar omdat ze graag op de Kastanjehof wilden wonen, hadden ze het ervoor over.


Het bevalt goed, zegt Reijnen. 'We kijken uit op een speeltuintje. Nu hij wat ouder is, kan hij daardoor ook wat meer alleen op stap. We kunnen hem dan gewoon zien door het raam,’ vertelt ze. ‘En op hoogte wonen geeft ook wel rust. Zeker in de stad, we zitten niet op een verdieping waar iedereen langs ons raam komt lopen.’ Daarnaast zijn de gebouwen eromheen niet erg hoog en kunnen ze daardoor ver kijken. Haar zoontje vult aan: ‘als we nog hoger zouden wonen, zouden we nog verder kunnen kijken.’


Verkeersruimtes

Volgens Vinke zit de crux van het bouwen van appartementen voor gezinnen in de verbinding met de buitenruimte. ‘Dit bleek ook uit de gesprekken die wij met gezinnen hebben gevoerd.’ Naarmate je hoger gaat bouwen, wordt dat moeilijker.


ANA architecten en BPD | Bouwfonds Gebiedsontwikkeling zijn bezig met de ontwikkeling van een gebouw in Delft, genaamd The Family. Het ontwerp is een schijf van vijf bouwlagen met op de kop een hoger gebouw van negen lagen. Er komen in totaal zo’n negentig woningen, in een gebied waar een spoortunnel bovengronds komt en waar ook een blok is met studentenwoningen. ‘Dat zijn op het eerste gezicht niet de meest perfecte omstandigheden’, zegt Vinke. ‘Daarom hebben we hier heel erg ingezet op het naar binnen brengen van de buitenruimte in het gebouw. Een geleidelijke overgang tussen binnen en buiten is van belang. Naarmate kinderen opgroeien, vergroten ze hun actieradius. Als ze kleiner zijn, moeten ze zichtbaar en dicht bij de woning buiten kunnen spelen en als ze groter worden moeten ze steeds meer zelfstandig naar buiten kunnen.’


'Als kinderen kleiner zijn, moeten ze zichtbaar en dicht bij de woning buiten kunnen spelen en als ze groter worden moeten ze steeds meer zelfstandig naar buiten kunnen.’


De ‘verkeersruimtes’, zoals Vinke ze noemt, spelen hier een belangrijke rol in. Daarmee bedoelt ze de algemene ruimtes waardoor mensen door het gebouw bewegen. De galerijen, die daaronder vallen, kun je ook zien als opgetilde straten, vertelt ze. ‘Daaraan hebben de woningen een soort voortuin. Op het dak is een gezamenlijke daktuin en de benedenverdieping is wat dieper, daar zit een garage met een grote fietsenstalling. Ook heeft het gebouw een gezamenlijke speeltuin.’


Trappenhuis

Een belangrijk aspect aan op deze manier wonen met een kind is volgens Hanneke Reijnen geluidsoverlast. ‘Wij zijn er inmiddels zo aan gewend dat we rekening moeten houden met geluid, dat ik er eerst niet aan dacht. Maar dat is natuurlijk wel echt een belangrijk aspect voor ouders met kinderen. Die huilen, spelen en hebben woedeaanvallen. Maar onze buren zijn heel lief en klagen eigenlijk nooit’, vertelt ze.


Hanneke Reijnen vindt haar huis overzichtelijk en vindt het fijn dat ze via het trappenhuis kan binnenkomen. ‘Dat is ook wel echt een ruimte waar we spullen hebben liggen om buiten te spelen en waar we bijvoorbeeld onze schoenen en jas kunnen uitdoen als we door de regen hebben gelopen. Dan is binnen niet gelijk alles vies.’ Iets wat ze nog wel graag zou willen, is een wat grotere, niet-gedeelde buitenruimte, zoals een wat groter balkon. ‘En misschien een zolder of opslagplek ofzo. Verder zou ik het niet weten.’

Verschillende soorten gezinnen

Jannie Vinke laat de plattegronden van de geplande woningen in The Family zien. ‘Het zijn behoorlijk compacte appartementen, om de huren laag te houden. We hebben ervoor gekozen om appartementen te maken voor middeninkomens’, vertelt ze. ‘Die kunnen zich een heel groot huis aan de rand van de stad dus niet veroorloven, daar kan dit een alternatief voor zijn.’ De appartementen verschillen van elkaar en zijn ontworpen voor verschillende soorten gezinnen. ‘Het idee van twee ouders en twee kinderen is maar heel beperkt. Er zijn heel veel andere soorten gezinnen, samengestelde, grote en eenoudergezinnen.’


Het merendeel van de appartementen zijn vierkamerwoningen. ‘We hebben wel wat algemene voorzieningen in het gebouw gemaakt, zodat die in op de woonruimte zelf hoeven’, vertelt Vinke. ‘Zoals een grote gemeenschappelijke ruimte die mensen kunnen gebruiken voor verjaardagsfeestjes of andere bijeenkomsten, een klusruimte en een

bakfietsenstalling.’

De Lunet | Foto; Anne Hopman


Een uitdaging is dat gezinnen zich ontwikkelen en dat de behoeftes daardoor veranderen. ‘Ik merk het zelf ook, ik heb ook kinderen van 13 en 15 jaar oud, hun woonwensen van nu zijn zo anders dan vijf jaar geleden. Er zit heel veel dynamiek in het huishouden van een gezin, je wilt eigenlijk dat er zoveel mogelijk ruimte is in de woning om daarop te anticiperen’, vertelt Vinke. ‘In het begin een logeerkamer voor oppas-opa’s en -oma’s en later meer privacy voor de pubers. Dat heeft met slim ontwerpen te maken, maar ook met input van de bewoner. Zo’n woning realiseren is best moeilijk als je kijkt naar de enorme krapte en de behoefte om wonen betaalbaar te houden, maar het is niet onmogelijk.


Er zit heel veel dynamiek in het huishouden van een gezin, je wilt eigenlijk dat er zoveel mogelijk ruimte is in de woning om daarop te anticiperen.


Buitenspelen

Ook Reijnen kan zich voorstellen dat, als haar zoontje de pubertijd bereikt, het wonen anders wordt. ‘Er zit nu geen deur in de overgang van woonkamer naar gang,’ zegt ze. ‘Die kunnen we natuurlijk altijd terugplaatsen als dat nodig is. Ik kan niet in de toekomst kijken, er kan veel veranderen.’ Waar zij woont, is het eventueel mogelijk om door te stromen naar een woning op de begane grond. ‘Daar staan we wel voor open, dan stap je zo naar buiten de tuin in.’


Voor Kaat Willemse is dat waar ze in haar nieuwe huis in Lent het meest van geniet. ‘We doen de deur open en ons zoontje loopt zo naar buiten. Buitenspelen is geen onderneming meer, het gebeurt spontaan.’



237 weergaven

Comments


bottom of page