Nijmegen door de ogen van strandjutter Lotte de Schouwer
Hoog // Diep | artikel
Tekst: Andy Leenen | Illustratie: Lotte de Schouwer
Nijmegen is een stad met oevers, oevers die ademen en verhalen fluisteren voor wie luisteren wil. Randen land die al eeuwenlang verdwijnen en herrijzen, waar verzwolgen tijd weer uit vergetelheid schoongewassen bovendrijft. Schrijver, beeldend kunstenaar en strandjutter Lotte de Schouwer richt haar aandacht graag op deze zaken uit gedane dagen. “Objecten die opduiken door aandacht, dat kan enorm ontroerend zijn. Zeker als iets ooit door mensenhanden is gemaakt en ik het eeuwen later weer mag vinden. Ik vind het magisch dat zoiets dan bewaard is gebleven.”
“Het idee van strandjutten heeft altijd tot mijn verbeelding gesproken, maar ik heb lang gedacht: ik woon niet aan zee, dus ik kan geen strandjutter zijn. Toen ik ontdekte dat rivieren ook geheimen prijsgeven, ben ik daar tijdens wandelingen langs de Waal veel meer op gaan letten.” Inmiddels heeft ze een aardige buit verzameld, aan spullen van allerlei pluimage. “Lepels, kogels, tanden, scherven porselein. Een verzameling golfballen, die ik een tijdje vaker vond op een specifieke plek naast de Waalbrug. Mijn pronkstuk is een mammoetkies. Daar heb ik een sokkeltje onder laten maken door houtwerkplaats Stadsboom, van een stuk hout dat bij de bouw van de Waalbrug is gebruikt.”
"Ik vind het ook magisch dat zoiets dan bewaard is gebleven, en dat ik het decennia of zelfs eeuwen later weer mag vinden.”
Ik luister
Aanvankelijk nam Lotte geen vondsten mee naar huis. “Ik hoef al die troep niet, dacht ik eerst. Het verzamelen is zo’n vijf jaar geleden begonnen, toen ik mijn partner ben verloren. Ik was in die tijd heel veel buiten met mijn hond, en in dat rouwproces ontstond een interactie met de dingen die ik zag. Ik vond vaker oortjes van kopjes, waar ik heel sterk bij voelde: deze vondst krijg ik van hem. Ik wist natuurlijk wel dat zo’n oortje daar niet werkelijk voor mij was neergelegd, maar ik kon het wel waarderen als een cadeautje voor mezelf.” Sommige vondsten vonden uiteindelijk weer hun weg naar haar beeldend werk, zoals deze oortjes - die ze inlijstte met de boodschap ‘Ik luister’ er boven geschreven.
“Het kan enorm ontroerend zijn om dat soort dingen te vinden, zeker als het handwerk is. Dat is ooit door iemand gemaakt vanuit een bepaald idee. Het herkennen van dat vakmanschap en me voorstellen wat de mogelijke geschiedenis is achter dit voorwerp, dat ooit in het huis van iemand anders thuishoorde, daar geniet ik van. Ik vind het ook magisch dat zoiets dan bewaard is gebleven, en dat ik het decennia of zelfs eeuwen later weer mag vinden.”
"Als jutter weet je niet eens wat je zoekt, maar door je eigen aandacht liggen de verhalen voor het oprapen."
Troost
In 2020 stelde ze haar vondsten en eigen werk tentoon in de Dorpsschuur in Lent. “Die expositie ging over rouwverwerking. Zo had ik een bord gemaakt waar ik ‘troost ligt voor het oprapen’ op geschreven heb. Troost kun je heel dichtbij vinden, als je dat wil. Je hoeft niet te wachten tot de verjaardag of sterfdag van iemand van wie je houdt, er zijn veel meer manieren om iemand te eren. Ook alledaagse handelingen of objecten kunnen die rol vervullen: alleen al het maken van iets moois, voor jezelf en voor diegene die er niet meer is, is een helend proces.”
Ze illustreert dat door te vertellen over hoe ze af en toe een klein altaar maakt tijdens wandelingen, van dingen die ze tegenkomt. “Door in een landschap te zijn en er actief onderdeel van te zijn, verander je iets aan die plek. Het is mogelijk dat zoiets gezien wordt door iemand anders, maar niet waarschijnlijk. Dat is ook niet belangrijk. Ook voor strandjutten geldt dat je door alleen al op die plek te zijn en over het zand te wandelen, je meehelpt om weer scherven verleden naar de oppervlakte te krijgen. Dat vind ik een mooie gedachte, net als de beperking dat je het moet doen met wat je ziet. Als jutter weet je niet eens wat je zoekt, maar door je eigen aandacht liggen de verhalen voor het oprapen.”
Voddenraper
Het moeten doen met wat je ziet, dat is de bestaansvoorwaarde van de voddenraper - een beeld dat voor het eerst geformuleerd werd door Walter Benjamin, als de mens die op en van de vuilnisbelt leefde in de begindagen van het consumentisme. Filosoof Lisa Doeland haalde deze figuur recent aan in haar lezing tijdens het ACN-evenement Architectuur van Afval, en liet zien hoe deze zich verhoudt tot de tovenaars die technologische oplossingen voor de klimaatcrisis prediken en de profeten die pleiten voor vertraging en ‘groene’ groei. De voddenraper leert ons hoe te leven met wat er al is, door als een werkelijke ecorealist te leven binnen begrenzingen en tussen de restjes te zoeken naar wat nog te redden valt.
De geschiedenis geeft overigens niet alleen aan oevers of de kust haar vodden prijs. “Ik ga ook wel eens naar een oude vuilnisbelt, waar inmiddels een klein populierenbos op verrezen is. Er woekeren daar zoveel brandnetels dat het nauwelijks begaanbaar is, maar enkele maanden per jaar is het wel toegankelijk. Daar moet je echter in de aarde wroeten, dus de spullen die je vindt zijn minder mooi. Aan de oever van de Waal kan ik mijn vondsten direct schoonspoelen, waardoor je de werkelijke kleur ziet.”
Comments