Hoog // Diep | artikel
Tekst: Mieke Dings
Foto's: Anne Hopman
Je zou het bijna vergeten na die natte winter, maar we hebben een paar hele droge jaren achter de rug. En er komen onherroepelijk weer zomers dat het gras geel kleurt, de woonboten in de Ooijpolder droog komen te liggen en de drinkwatervoorraad kritisch wordt, zoals eerder gebeurde. Is Nijmegen hier op voorbereid? Wat deed en doet de stad aan waterbehoud en -besparing en is dat genoeg? Hoog // Diep redacteur Mieke Dings onderzoekt de waterstaat van Nijmegen.
Staande in een verdiepte, van lege chipszakjes voorziene grasstrook in Nijmegen-Noord krijg je nou niet meteen het gevoel dat dit een belangrijke historische plek is. En toch is niets minder waar. Dit is namelijk één van de eerste wadi’s van Nijmegen en daarmee onderdeel van een watersysteem dat het denken over regenwater in Nijmegen veranderde. Tot dan toe had de stad het regenwater altijd zo snel mogelijk via al dan niet gescheiden riolen afgevoerd. In de Waalsprong kwam er voor het eerst – conform de ecopolis gedachte van bioloog Sybrand Tjallingii – een zelfvoorzienend watersysteem waarin het regenwater in wadi’s wordt opgevangen om van daaruit door een zuiverende onderlaag via drainageleidingen afgevoerd te worden naar de singels in de wijk. Die singels staan op hun beurt weer in contact met de grote plassen in de wijk, die als buffer hiervoor dienen. “En mochten die singels en plassen te vol raken, dan kunnen we altijd nog afwateren richting de Linge”, legt Karin Oosters, adviseur water en ruimte bij Waterschap Rivierenland uit.
Plan was zelfs om dit door beplanting en bodempassage gezuiverde water als huishoudwater in de ruim elfduizend te realiseren woningen terug te brengen. Daarmee zouden de bewoners de tuin kunnen sproeien, de wc kunnen doortrekken en de wasmachine kunnen laten draaien en zo maar liefst vijftig procent drinkwatergebruik besparen. Dat was belangrijk, want zo stelde de al in 1999 uitgegeven brochure profetisch: “Water is een kostbaar goed waar we zuinig mee om moeten springen, ook in ons zogenaamd waterrijke Nederland”. De Waalsprong zou, aldus Cobouw in 1998, niet de eerste, noch de grootste vinex-wijk zijn met zo’n plan, maar wel de eerste wijk die alleen water uit het eigen gebied hiervoor zou gebruiken. Helaas haalde Nijmegen de primeur niet: menselijke fouten in de aanleg van een vergelijkbaar tweede waterleidingnet in Leidsche Rijn bij Utrecht – waardoor sommige mensen huishoudwater dronken en ziek werden – maakten dat er in 2003 een verbod op kwam.
De Waalsprong was niet de eerste, noch de grootste vinex-wijk met zo’n plan, maar wel de eerste wijk die alleen water uit het eigen gebied zou gebruiken hiervoor.
Maar ook zonder dubbel waterleidingnet bracht het systeem van de Waalsprong het denken over regenwater in Nijmegen op gang. Het leidde er toe dat, toen eind jaren negentig bleek dat de waterkwaliteit van verschillende vijvers in de oude stad te wensen overliet én de riolering hier dure verbeteringen behoefde, de gemeente besloot om het watersysteem hier eens goed onder de loep te nemen. Het Waterplan dat volgde moest het water niet alleen schoner, maar ook zichtbaar en beleefbaar maken. De aanvankelijk bedachte dure technische oplossingen om het regenwater te scheiden van het rioolwater – zoals aparte buizen in combinatie met bezinkbassins – maakten daarbij al snel plaats voor een veel goedkoper en effectiever bovengronds systeem. Waar mogelijk deed de wadi uit de Waalsprong nu ook in de bestaande stad zijn intrede, maar dan vooral met infiltratiefunctie.
De onder aan de stuwwal gelegen wijk Grootstal kreeg er enkele, waarbij goten in de bestrating en blauwgeverfde stroomzones de route van het regenwater richting de wadi’s zichtbaar maakten. Groen en blauw versterkten elkaar, aldus het Groenplan uit 2007: “[met groen] wordt niet alleen water geborgen, maar het helpt ook bij het herstellen en in stand houden van goede bodemcondities. Ook kan de afkoppeling van regenwater een impuls vormen voor natuurontwikkeling in de stad”.
Droogte op de kaart
Deze ingrepen waren vooral vanuit een teveel aan water ingegeven. Terwijl de nieuwe nevengeul en overstroombare vlakten op de Waalkade en in de nieuwe wijk Waalfront rivierpieken moesten opvangen, dienden daken, tuinen, bermen en wadi’s hetzelfde voor piekbuien te doen. Subsidies voor het afkoppelen van regenpijpen en vergroenen van daken en tuinen stimuleerden particulieren hun steentje bij te dragen. Hittestress was daarbij wel een thema, maar watertekort en droogte stonden nauwelijks op de agenda. Het kwam wel aan de orde in de gesprekken die de gemeente Nijmegen voor het opstellen van een regionale adaptatiestrategie met omliggende gemeenten en waterschap voerde, maar dan vooral als probleem van het buitengebied of van de hoger gelegen delen van de stuwwal. Hoe weinig het nog speelde, bleek wel toen Nijmegen zich in 2018 een jaar lang European Green Capital mocht noemen en de toenmalig gemeentelijk adviseur water en klimaatadaptatie desgevraagd zei: “droogte, daar weten we weinig van, zoals alle gemeenten eigenlijk”.
In een paar jaar tijd groeide droogte tot een urgent thema uit, ook onder Nijmegenaren.
Dat zou niet lang meer duren, want een paar maanden later zou de droogste zomer sinds 1976 volgen, gevolgd door nog twee droge zomers. Het water in de Waal zakte en de singels van de Waalsprong dreigden net als het jaar ervoor droog te vallen. Oosters: “De rivier trok de singels nog verder leeg. We moesten met extra drijvende pompen water uit de Lentse plas de singels in pompen omdat vissen dreigden te sterven”. Drinkwaterbedrijven luidden de noodklok omdat de drinkwaterwinning in gevaar kwam. Ze waarschuwden bovendien voor een tekort aan drinkwater in de toekomst. In een paar jaar tijd groeide droogte tot een urgent thema uit, ook onder Nijmegenaren. Een vorig jaar gehouden stadspeiling wees dan ook uit dat zes op de tien Nijmegenaren zorgen had over droogte. De eind vorig jaar gepresenteerde stedelijke klimaatadaptatiestrategie Samen voorbereid op het weer van de toekomst behandelt het dan ook als één van dé vier thema’s, naast wateroverlast, overstromingen en hitte: “Dat droogte ook in toenemende mate een probleem is om rekening mee te houden, is de afgelopen jaren duidelijk geworden. Het gebrek aan water speelde de natuur parten. De levering van drinkwater en de voedselzekerheid lijken bovendien steeds meer in het gedrang te komen.”
Omdat de eerder gekozen groenblauwe aanpak hét recept blijkt te zijn om niet alleen de impact van teveel, maar ook van te weinig water op de stad te minimaliseren, krijgt deze nog veel meer ruimte dan voorheen. Zo kiest de gemeente – conform de maatlat Groene klimaatadaptieve gebouwde omgeving – bij de inrichting van de openbare ruimte voor het principe ‘groen, tenzij’. Dat betekent dat er geen verharding komt, tenzij dit echt noodzakelijk is. Bij groenperken en bomen dient bodemverbetering plaats te vinden, zodat de bodem langer water vasthoudt. Bij nieuwbouw moet minstens veertig tot zeventig millimeter regen op eigen terrein verwerkt worden. “We onderzoeken nu hoe we deze getallen per gebied kunnen concretiseren,” zegt wethouder klimaatadaptatie Cilia Daemen (Groenlinks). “In de droge zandgronden van de stuwwal zakt water veel sneller weg dan in andere delen van de stad. Zeventig millimeter is daar veel sneller weg dan in een wijk met bijvoorbeeld een kleibodem. Willen we de dalende grondwaterstand in de stuwwal omhoog brengen, dan zullen we daar meer moeten infiltreren. Zo willen we per gebied differentiëren.”
Slechts een begin
Met de ontwikkeling van Winkelsteeg wil Nijmegen laten zien wat ze beoogt. Strategisch stedenbouwkundige Wander Hendriks: “We brengen hier de beleidslijn Water en bodem sturend zoveel mogelijk in de praktijk. Winkelsteeg ligt aan de voet van de stuwwal op de uitspoelwaaier. Hier lopen verschillende stroomdalen die we niet alleen verder vergroenen en vernatten, maar waarin we de natuurlijke afstroming van het water ook meer ruimte geven. Zo komen er doorgangen onder het nu gesloten talud naar de Dukenburgsebrug. Daarnaast krijgt Winkelsteeg een flink park, waarin piekbuien kunnen worden opgevangen en geïnfiltreerd. Bodemverbetering en beplanting in verschillende landschappelijke glooiingen, greppels en poelen gaan helpen om het water langer vast te houden. De openbare ruimte is zo robuust ontworpen dat ontwikkelaars een deel van de zestig millimeter die ze op eigen terrein dienen te verwerken, ook kunnen afkopen door andere natuur-inclusieve maatregelen te nemen”. Artist-impressies tonen een groen en waterrijk stadsdeel met vergezichten over het kanaal. Hendriks: “Water alleen verkoelt nauwelijks, het warmt in de zon juist op. Het gaat om het totale groenblauwe systeem met groen op het dak, langs de gevel, op boomkroonhoogte en uiteraard op het maaiveld. Zo’n totaalsysteem dient vele doelen: het houdt water vast en zuivert, maar zorgt ook voor biodiversiteit, verkoeling, gezondheid en schoonheid.”
De voor Winkelsteeg gebruikte richtlijnen voor natuur-inclusief en klimaatadaptief bouwen zijn echter nog niet juridisch verankerd en, met uitzondering van de waterbergingsnormen, dus niet verplicht. Daardoor kan een gemeente deze in een aanbesteding nog niet vereisen. Wethouder Daemen: “We kunnen natuurlijk wel een ambitie stellen en zelf het goede voorbeeld geven door de eigen projecten en openbare ruimte conform die richtlijnen in te richten. En we kunnen anderen stimuleren om zelf, bijvoorbeeld door middel van subsidies aan de slag te gaan. We kunnen dit alles bovendien nog veel beter communiceren. Wat dat betreft kijk ik wel met enige jaloezie naar de sterke logo’s van ‘WeerWoord’ in Rotterdam en ‘Groen Arnhem’. Zoiets wil ik voor Nijmegen ook. Het maakt duidelijk dat alle kleine ingrepen onderdeel zijn van één klimaatadaptatie. Maar veel meer kan de gemeente niet doen. Zolang we de richtlijnen nog niet in het Nijmeegse omgevingsplan hebben vastgelegd, blijven we grotendeels afhankelijk van de wil van ontwikkelaars en inwoners.” Dat die laatste in toenemende mate willen, blijkt wel uit de cijfers over de afgelopen jaren: in het kader van gemeentelijke subsdieregelingen zijn ruim zeshonderd daken vergroend en ruim zevenhonderd van het riool afgekoppeld. Ook zijn er ruim zeshonderdduizend tegels verwijderd.
Wat klimaatadaptatie betreft zitten we echt nog maar aan het begin.
“Maar,” zo geeft Daemen toe, “zoveel is dat nog niet. Veel wijken zijn nog te versteend. Denk aan het centrum en de daar omliggende wijken, zoals het Waterkwartier en de Biezen. Wat klimaatadaptatie betreft staan we echt nog maar aan het begin. En het is nog maar de vraag hoeveel budget er voor de beoogde maatregelen zal komen. De gemeenteraad beslist hier later in het jaar over. Het lijkt nu al minder te leven dan toen we in 2022 net de klimaat-stresstesten gepubliceerd hadden en de noodzaak even heel erg gevoeld werd”, aldus Daemen. “Werk aan de winkel dus. Te meer omdat er waarschijnlijk pas in 2030 aanvullende rijksgelden zullen komen.”
René Didde, milieujournalist en auteur van het boek Nederland Droogteland, zucht. “Mijn boek is nu een paar keer herdrukt en elke keer werk ik het weer even bij. Het valt me dan echt op hoe weinig er tussendoor gebeurd is. De aandacht is enorm versnipperd. De belangrijkste verandering, de komst van de beleidslijn Water en bodem sturend in 2022, is nog niet geborgd. En we gaan potverdorie 1 miljoen woningen bouwen, dat is twaalf procent van ons woningbestand! Die woningen staan er de komende vijftig tot tachtig jaar.” Tim van Hattum, programmaleider klimaat aan Wageningen University & Research, stelt: “Er zit een weeffout in ons systeem. We moeten maatschappelijke kosten, maar vooral ook de baten gaan meerekenen.”
(Regen)waterbuffers
Opvallend is ook hoe weinig aandacht er, inmiddels toch vijfentwintig jaar na de grootse plannen in Leidsche Rijn en de Waalsprong, is voor opslag en gebruik van regenwater of hergebruik van water. “Er is nog altijd koudwatervrees omdat het in Leidsche Rijn mis ging. Terwijl het natuurlijk krankzinnig is dat we nog steeds drinkwater gebruiken om de wc door te spoelen. Vlaanderen is wat dat betreft veel verder. Daar is het realiseren van een regenwateropvangtank bij nieuwbouw verplicht”, zegt Didde. “Die verplichting is weliswaar ingevoerd om het riool te ontlasten, maar is heel nuttig gebleken om het drinkwaterverbruik te verminderen.” Inmiddels zijn drinkwaterbedrijven volop bezig om de ideeën van toen terug op de agenda te krijgen. Onder de noemer ‘watervriendelijk bouwen’ werken ze nu aan verschillende pilotprojecten, onder andere in Kerkrade en Nieuwegein. Met deze projecten hopen ze te bewijzen dat regenwater en drinkwater zonder gevaar voor de volksgezondheid (her)gebruikt kunnen worden en dat ‘watervriendelijk bouwen’ daarmee als verplichting in het bouwbesluit kan komen.
Het is natuurlijk krankzinnig dat we nog steeds drinkwater gebruiken om de wc door te spoelen.
Ook in Gelderland is onlangs op initiatief van Vitens, de provincie en het waterschap Vallei en Veluwe de bouwtafel waterzuinige wijken Gelderland van start gegaan, met als doel ‘bewijslast’ te creëren. Nijmegen doet hier (nog) niet aan mee. De stedelijke klimaatadaptatiestrategie stelt wel: “Daarnaast willen we het gebruik van drinkwater waar mogelijk vervangen door regenwater”, maar op wat voor manier de gemeente dit zou willen doen, wordt niet duidelijk. De gemeentelijke afkoppelsubsidie geldt per afgekoppelde regenpijp en inwoners mogen het regenwater in de bodem infiltreren, maar ook opslaan om te hergebruiken. Ook kunnen inwoners meer subsidie krijgen voor de aanleg van een groendak met een groter waterbergend vermogen, maar subsidies voor blauwe, blauwgroene of blauwgroengele [met ook nog eens zonnepanelen] daken heeft de stad niet. Op dit moment telt de stad ook maar enkele gebouwen die regenwater opvangen en gebruiken: het Huygens- en Grotiusgebouw van de universiteit sinds 2014, de wooncomplexen Iewan en het Dobbelmanklooster met beiden acht kuub sinds 2015 en 2018 en sinds kort ook Elft en Donk in Hart van de Waalsprong met tweeënveertig kuub. Van enorme ‘urban water buffers’ van vijftienduizend kuub en meer, zoals gerealiseerd in Spangen en gepland in Hart van Zuid in Rotterdam, is in Nijmegen geen sprake.
Aan de technische mogelijkheden ligt dat niet, benadrukt Michiel van de Bunt, die vanuit adviesbureau ZinCo adviseerde over het retentiedak in de Waalsprong. “Ook daken kunnen prima water bergen. Maar ze zijn nog niet zo bekend. De kennis erover moet nog groeien. Waterdaken staan nu waar groendaken twintig jaar geleden stonden”. En toch denken sommige gemeenten volgens hem al na over een smart grid, waarbij daken aan elkaar gekoppeld worden en de hoeveelheden water naar behoefte uit te wisselen zijn. “De techniek is er, maar nu het beleid nog”, aldus Van de Bunt. “Zo kan een plat dak van een bouwmarkt een waterbuffer zijn voor andere groendaken, gevelbeplanting of beplanting eromheen. Het ingewikkelde is vooral hoe de kosten en verantwoordelijkheden te verdelen”. En het kan ook minder high tech en nog vooruitstrevender: zo ontwierp Polyfern architects [toen nog NOHNIK] eerder voor Den Bosch een parkeergarage met een dak van zuiveringstuinen, waardoor het regenwater dat er boven op viel beneden als drinkwater te tappen was. Een ultieme, superzichtbare groenblauwe ‘watermaker’. Als ultrazuiverende dakwadi 2.0 iets voor het Nijmeegse stationsgebied misschien?
Met dank aan: Cilia Daemen / René Didde / Willem Fokke / Tim van Hattum / Wander Hendriks / Jorrit Noordhuizen / Karin Oosters / Annemarie ter Schure / Wim van Vilsteren / Maarten de Vletter
Comments